WOENSDAG 22 MEI

 

NOG EEN WEEK

 

Nog een week. Dan stap ik in het vliegtuig. Met Lufthansa via München naar Beijing. Voor een verblijf van 4 weken. Doel: een netwerk opbouwen waarmee ik mogelijkheden creëer als beeldend kunstenaar/schilder in China. 

 

Waarom China? Aanleiding was een vakantiereis die ik komende zomer ga maken. Dat maakt je meer China-minded. En dus ben je ook nieuwsgierig naar de cultuur, de kunst en vraag je je af wat het met jou doet en wat je er mee zou kunnen doen. 

 

Bovendien betekent de economische ontwikkeling in China dat er steeds vaker in kunst wordt geïnvesteerd. Met andere woorden: kunst biedt kansen voor makers van kunst. En dan moet je lekker naïef zijn en denken: waarom ik niet?

 

Dit idee leidde ertoe dat ik via een goede vriend in contact kwam met Mr. Chen. Werkte ooit in de haven van Rotterdam. Kent de verhouding NL-CHN. En beschikt in China over een goed netwerk. Resultaat: Mr. Chen stelt een programma samen waardoor ik in 4 weken kennis maak met diverse mensen.

 

In zowel Beijing als Shanghai ga ik gastlessen geven op een hogeschool / universiteit. Ik ontmoet mensen in de culturele sector. En in Shanghai wacht een vorm van Artist In Residence, want Mr Wu Ye, een kunstenaar, regelt een woonplek waar ik waarschijnlijk ook kan werken.

 

Alleen al het idee om te gaan geeft energie. Maar wat ik me ook probeer voor te stellen, straks is alles anders. En van dat verblijf, van die zoektocht wil ik proberen verslag te doen. In ieder geval op deze site. Maar eenmaal daar moet ik maar eens kijken welke middelen de meest geschikte zijn. 

 

Vooreerst is het nadenken over alles wat ik in de koffer moet stoppen.


DONDERDAG 30 MEI 2019

 

DOMBO IN DE METRO

 

Soms voel je je een kleine jongen in de grote stad. Deze keer in Beijing. Bij het verlaten van metrostation Hepingmen klappen de poortdeurtjes niet open. Maakt niet uit. Dus terwijl ik de mensenstroom naast me vlot door de poortjes zie bewegen wacht ik rustig tot de mijne het doet. Tegen beter weten in. En wachten helpt niet. 

 

Gebarentaal naar een metromedewerker wel. Hij komt kijken en waarschuwt een collega. Deze wil het poortje openen door zijn digitale kaart over het scherm te wrijven. Lukt niet. Nog een keer. Nog een keer. En ja, ik mag doorlopen. Ik bedankknik, maar de mannen reageren niet. En inmiddels zijn m’n beide kompanen in geen velden of wegen. 

 

Nee, geen paniek, ook al is het de eerste dag Beijing, versta je geen mens en zijn alle lettertekens, hoe intrigerend ook, abracadabra. Daar lijkt de uitgang. Maar moet ik nu links of rechts? In beide richtingen een hoge trap. Bij de verkeerde keuze dreig ik mijn metgezellen echt kwijt te raken. 

 

Ik kijk nog eens goed om me heen. Nee, de mannen zijn er niet meer. Ik gok op rechts omdat ik op het bord voor me ‘Hepinigmen’ ontwaar. Maar eenmaal boven nergens een bekend gezicht. Dus de lange trap af en dan de lange linkertrap omhoog. Maar buiten weer geen bekende. 

 

Zit er nog stroom in mijn iPhonebatterij? Twee procent. Ik bel, krijg contact en zie ze even later op een paar honderd meter zwaaien. Ze zijn teruggelopen, want ontdekten nogal laat dat ik was achtergebleven.

 

Het is nog een behoorlijk eind naar het hotel. Stappenteller: 3918. Ik merk dat jetlag en een hele dag nauwelijks eten zijn tol begint te eisen. Als ik eindelijk voor mijn hotelkamerdeur sta, gaat deze niet open. Verdomme! Alweer! Wat is dat hier voor gedoe?!

 

Ik kijk. En besef dat het ook nooit zal lukken met een metrokaartje. Zoals je met een digitale hotelkamersleutel nooit de metro kunt verlaten. Een nieuwe is snel geregeld. En bij Dombo kan er gelukkig nog een lach af.


VRIJDAG 31 MEI

 

DE KLAS VAN 45

 

Ze begonnen al te applaudisseren toen ik de klas binnenliep. Vijfenveertig leerlingen van 16 jaar oud. Veel meer jongens dan meisjes. De meesten in een wit shirt met donkerpaarse korte mouwen. Hun lokaal was maximaal 9 x 9 meter. De tafeltjes en stoeltjes probeerden tevergeefs drie nette rijen te vormen. Een beetje zoals bij ons in de jaren ‘60 tijdens de overgang van kroontjespen naar ballpoint. 

 

Inmiddels leven wij in een ander tijdperk. Ook op de Beijing Experimental School. Naast het groene krijtbord had ik dus de beschikking over het digi-bord. Dit werkte. want de startpagina van mijn presentatie verscheen groot in beeld. Ik kon beginnen met mijn les. 

 

Olieverf. Daarover moest het gaan. Omdat ik met olieverf schilder. Zo simpel is het. En mij was verzekerd dat deze klas het best in Engels was van de hele school. Dus werd het eenrichtingsverkeer over ‘Oilpaint & Dutch Masters”. Korte uitleg over het maakproces. En aan de hand van Onze Meesters en Veel Plaatjes laten zien wat je met olieverf kunt maken en waarom het schilderen verandert in de tijd.

 

Heerlijk: eenrichtingsverkeer. College geven biedt de mogelijkheid om zelf tempo, grappen en uitleg te bepalen. Er is veel wat ik niet kan, maar een enthousiast verhaal over kunst brengen…  Via Van Eijck, Bosch, Rembrandt, Vermeer, Van Gogh en Mondriaan kwam ik bij Willem de Kooning. En net toen ik over zijn ruige techniek begon, kwam achter mij uit de luidspreker een lieflijk zingende vrouwenstem. 

 

Was dit het prettige alternatief voor de ouderwetse bel? Moest ik stoppen met mijn verhaal? “Nee niet stoppen!” gebaarden de meeste kinderen. Dus terwijl de vrouwenstem bleef doorzingen probeerde ik mijn gehoor over het schilderbeest De Kooning te vertellen.

 

Even later toch die harde bel. En het overtuigende applaus. Terwijl ik terugveerde van mijn buiging stonden er al 6 jongens vlak voor me. Vragen. Vragen. De een over de afbeeldingen van Christus omdat hij ergens in een God geloofde. De ander met zijn kunstgeschiedenisboek, wijzend op de plaatjes van Vermeer en Van Gogh. Een derde of ik ook met andere verf werkte. Geen lullige vragen.

 

En omdat ik al lang niet meer voor de klas sta, vroeg ik me af of ik deze ook in ons land kan verwachten van onze 16-jarigen. In een klas van 45. 


ZONDAG 2 JUNI

 

BEGRAAFPLAATS TULPENVELD

 

De trein van Beijing naar Shanghai glijdt met 300 km/u geruisloos door het platteland. Uitgestrekte groene velden, aangelegde vierkante meertjes en kassencomplexen worden afgewisseld door plukken bos en hoogspanningsmasten. 

 

Dan plotseling aan de horizon een grijze elfenring. Torens. San Gimignano in het kwadraat. En waar je in Italië de geest en geschiedenis in elke torensteen voelt, is hier niets wat op leven duidt. Het zijn logge, dode verticalen in een horizontale uitgestrektheid. Het zijn er veel en geven een thuis aan miljoenen mensen. Maar de grijsheid van beton wint het ruimschoots van de potentiele menselijke veelkleurigheid.

 

Bovendien zijn ze neergezet zonder enige omgevingsvisie. Die luxe kennen wij gelukkig wel waardoor je een gebied een eigen karakter kunt meegeven. Nee, hier telt maar een ding: hoe kunnen wij zoveel mogelijk mensen een woning bieden op een zo klein mogelijk oppervlak tegen zo laag mogelijke kosten. 

 

Misschien kan het niet anders. Past het in een cultuur waar het individu van oorsprong ondergeschikt is aan het totaal. Is het bittere noodzaak vanwege de miljardenpopulatie. Is het onderdeel van beleid waarmee alle Chinezen een redelijke levensstandaard en kans op geluk wordt geboden. Want dat moet gezegd: ik ervaar de sfeer tot nu toe als ontspannen en het materiele aanbod en gebruik is groot. 

 

En dan plotseling zoeft de trein voorbij aan een uitgestrekte begraafplaats. Linksonder mij duizenden zerken die als keurig gerangschikte dominostenen de overledenen markeren, dicht op elkaar en stuk voor stuk versierd met rode bloemen. Ik was graag uitgestapt voor een fotoserie. Maar de trein zoeft door. Daarom sla ik deze begraafplaats op als een tulpenveld waarvoor de Chinees zo graag naar Nederland komt.    


MAANDAG 3 JUNI

 

STAPPENTELLER IN JING’AN

 

Wu meldde zich om 2 uur bij mijn hotel Huazhu in Xikang Road. Hij had een nieuwe Simkaart gescoord, opdat ik op mijn iPhone weer internet kon gebruiken. We liepen een poosje en kozen voor de airco van BREAD & SPICE om te lunchen en de kaart te plaatsen. 

 

De lunch was prima, maar de kaart werkte niet. Ik ben voorlopig nog verstoken van internet, zeker nu ook mijn iBook wat dit betreft is geblokkeerd. Lastig, want veel van mijn geplande communicatie loopt nu in de soep. Bijvoorbeeld voor mijn bezoek vanavond aan de Rotary Shanghai moet ik de gegevens hebben. Mail werkt niet. Websites werken niet. Dus geen contact met het secretariaat. En dat voelt toch lullig.

 

Wu moest werken en liet mij achter bij de lunch. Ik moest naar het toilet, maar in het grote winkelcentrum waar ik was, waren alle toiletten bezet. Dus maar zo snel mogelijk naar het hotel. En toen nam ik de verkeerde weg. En waar ik terug had willen lopen, liep ik zonder het te beseffen steeds verder weg van mijn doel. Tja, wat wil je, gedropt in Shanghai, nog geen enkel houvast qua straatbeeld en overal borden en signalen in een taal die je totaal vreemd is. Zie dan maar eens met enorme druk op de sluispieren de weg terug te vinden. 

 

Mijn zoektocht zou uiteindelijk 4 uren duren. Daar liep ik dan door de wijk Jing’An: in mijn ene hand een plastic tasje met de cakejes, een pak melk en het Lonely Planet toeristenboek Shanghai en in de andere hand een ruwe plattegrond waarvoor ik, als ik de Romeinse letters wilde ontwaren, telkens mijn leesbril moest opzetten. En een papieren plattegrond in een omgeving waar iedereen zijn smartphone gebruikt om de weg te vinden is toch behoorlijk Tang & Varken. Wu doet niets anders dan op zijn phone kijken. Gelukkig had hij op mijn plattegrond nog wel de locatie van het hotel gemarkeerd. 

 

Het is geen sinecure: in Sjanghai duidelijk maken dat je jouw hotel zoekt, of nog prangender: een toilet. Voor dit laatste liep ik steeds een hotel binnen en werd meestal allervriendelijkst geholpen. De situatie werd echt nijpend toen iemand mij vanuit de lobby meenam naar een andere plek in de straat en ik via een gangenstelsel uiteindelijk bij het toilet van het hotel kwam. Het angstzweet gutste uit al mijn poriën. De rest had ik ternauwernood binnen kunnen houden. Ik moest er niet aan denken: de weg kwijt met je broek vol…

 

Telkens wanneer ik iemand de weg vroeg (en dat deed ik vaak) wilde men wel helpen, maar werd ik een kant op gewezen die nooit de richting van het hotel was. En het echt vervelende was: als ik vroeg om aan te wijzen waar ik me nu bevond, begreep men mij niet. Ik kreeg dus geen herkenningspunt en bleef dwalen zonder idee waar ik precies was. Uiteindelijk belde ik Wu om mij het juiste adres te sms-en, want dit stond niet op mijn digitale hotelsleutel. 

 

Ik had de tijd. En vertrouwde erop dat ik het hotel uiteindelijk wel zou vinden. Bovendien: ik had nu het adres om een taxi te instrueren. Maar als je na drie uren dwalen nog steeds geen idee (of achteraf: een fout idee) hebt, begin je toch te balen. Eindelijk: toen ik op het kruispunt Yuyao Road – S Wuning Road de juiste markering had, was de terugweg makkelijk. De stappenteller stond bij mijn hotelbed op 18.683. Tja, die heeft geen internet nodig.


DINSDAG 4 JUNI

 

STUDIO FRIEND

 

Na 2 nachten hotel Huazhu kon ik volgens Wu terecht in “Studio Friend”. Geen idee waar. Geen idee wat precies. Maar Wu inmiddels kennende wist ik dat hij het beste met mij voor had. Dus nam ik vol vertrouwen naast hem plaats in zijn Ford Mondeo. Koffers achterin. Moven.

 

“First Artshop”. Na een tocht met uitzicht op een aantal architectonische hoogtepunten kwamen we terecht in een straat die ook in Parijs had kunnen staan. Het echtpaar van de Artshop hielp lief. En voor 789 Yuan (= dik € 100,-) kocht ik de wereld aan materialen. Doeken en frames wat minder stevig dan bij Van Beek, maar ik moet het gewoon doen met wat ik hier kan krijgen. En toen op weg naar “Studio Friend”.

 

We raakten steeds verder weg bij het centrum. Architectuur werd minder indrukwekkend. En na ruim een uur reden we door het platteland van Shanghai. “Lunch?” Jazeker, ik had wel zin in een hap. We reden door de bewaakte slagboom van een parkje van keurig gerangschikte blokflatjes. “First Lunch. Then Studio”. Dit was blijkbaar de plaats van bestemming. Songjiang, een kunstenaarskolonie van galeries en studio’s ver buiten de stad, want “City Expensive”.

 

Na de lunch wachtte een grote verrassing. Want op 5 hoog in zo’n blok kreeg in mijn studio: grote slaapkamer, grote woonkamer, groot atelier, primitieve badkamer. Helemaal goed. Helemaal voor mij. Een superplek om 3 weken te werken. Ik kon niet wachten om met spullen te schuiven zodat ik me de ruimte eigen kon maken. 

 

Intussen had ik kennisgemaakt met Jing, mijn contactpersoon in dit dorp, die zich door niet-Chinezen ‘Agnes’ laat noemen. Zij liet me onmiddellijk kennismaken met de buurman GeYan, een jonge schilder van grote doeken waarin van alles gebeurt. Daarna bij een paar andere mensen langs, waaronder een Chinees-Duits echtpaar dat deels in Berlijn en deels in Shanghai woont. Hij had net een groot project afgerond en liet me de foto’s zien. Boeiend.

 

Om half elf viel ik moe op het immense bed. Maar drie uren later sliep ik nog steeds niet. Klaarwakker. Excuses genoeg. Een keihard kussen. Een dreigend zoemende mug. En de airco die probeerde de kamertemperatuur op 15 graden te houden. Maar die slapeloosheid zat natuurlijk in mijn hoofd. En in mijn lijf. Ik ben immers in een mooi avontuur beland. Ik laat op me afkomen wat op me afkomt. En nu ik hier een paar weken een vaste plek heb, zal ik wel zien wat dit voor mijn schilderen betekent. 

 

Ik voel me goed. Geniet van de vrijheid die je in je eentje hebt. En merk dat ik artistiek wel ‘verhaal’ heb, weet waarmee ik bezig ben. Tot nu toe zie ik dat verhaal wat minder bij het werk van Chinese kunstenaars. Het lijkt alsof ze moeite hebben om onder de oppervlakte te duiken. Ik zou er redenen voor kunnen aanvoeren. Maar misschien oordeel ik veel te snel.

 

Ik moet ook oppassen om steeds met een mening klaar te staan. Ik doe het uit enthousiasme en probeer steeds de vragende vorm, maar soms hoor ik mezelf praten als “Lul De Betweter”. Maar ja, die mening heb ik nou eenmaal, waarbij ik de zoekende antwoorden op het ‘waarom’ interessanter vind dan de meestal zeker lijkende antwoorden op het ‘hoe’.

 

Zo raakte zondag ik in M50 in discussie met een curator van Island6, een groep jonge kunstenaars uit Shanghai. Op mijn vraag wat Island6 zo bijzonder maakt, wijdde hij uit over de samenwerking, het proces. Ik kon niet nalaten hem te vragen wat belangrijker is: het proces of het resultaat. Temeer daar het tentoongestelde werk uit aardige kunstjes bestond i.p.v. een klap voor je kop, een stoot van verwarring of een onmetelijke schoonheid. Inderdaad: mijn mening, maar toch.

 

De curator, afkomstig uit Hongarije, kwam er mijns inziens niet helemaal uit. Of ik begreep hem niet helemaal. Ik gaf hem daarop mijn visitekaartje met mijn webadres en beeldde me in dat hij ’s avonds thuis langs mijn werk surfte en dacht: “Oh ja, dat was die blonde kerel met een veel te grote broek.”

 

Die zondagavond sliep ik goed. Toen wel.


WOENSDAG 5 JUNI

 

IS HET WAT?

 

Uitgezonderd een paar contacten via WeChat, LinkedIn en Mail waren het alleen de mijnheer en mevrouw van het supermarktje op mijn begane grond die ik gisteren zag. Anderhalf miljard Chinezen en ik zie er maar twee. Met reden. Want heel bewust heb ik gisteren de hele dag in volstrekte afzondering doorgebracht. 

 

Schrijven, vooral schilderen en twee keer naar het supermarktje voor water, pinda’s en bier. Bijzonder winkeltje. De schappen daar zijn bijna leeg. Hij is druk met het verplaatsen van de potjes en pakjes naar de andere planken. En zij zit rustig p[ de grond vlak voor de toonbank boontjes te pellen. Toen ik had afgerekend, was ik dat even vergeten dus moest ik met een onverhoedse beweging voorkomen dat haar hele dagtaak werd verpletterd. 

 

En vervolgens aan de slag. Grote lakens en inpakplastic op de wand bevestigd opdat er van mijn verf niet al te veel op de witte muur achterblijft. Keurig keukenpapier bij de plinten uitgerold opdat het druppen niet voor eeuwig de betonnen vloer zullen sieren. Daarna de spijkers in de muur om de doeken aan op te hangen. Tja, en dan staren twee witte doeken van 80x100 cm je aan. Dan moet je.

 

Ik help mezelf altijd op weg door eerst tape op het doek te plakken. Dan is zo’n doek niet meer zo wit. En bovendien ontstaat dan al een compositie. Deze kan tijdens het schilderen trouwens nog honderd keer veranderen, maar dan heb je in ieder geval een begin. 

 

Om een beetje aan te voelen hoe de Chinese kwasten en verf werken, begon ik met wit. Ik verdunde de verf met olie en terpentine en begon op de doeken te smeren. Dat voelde gelijk anders dan met mijn eigen materialen. De kwast was gemaakt van zachte haren. Prima te gebruiken als de verf erg dun is, maar zodra je deze wat pasteuzer wilt maken, doet de kwast niet wat jij wilt. Vergelijk het met een voetballer die plotseling met een hele lichte bal moet spelen. Dat voelt anders. Dat moet wennen. 

 

Dat wennen gold ook voor de verf. Ik had in de winkel de keuze uit maar 1 witte verf. Die blijkt transparant te zijn. En dat werkt weer heel anders dan het dekkende titaanwit dat ik meestal gebruik. En oh ja, normaal gebruik ik sneldrogende olie, maar de olie die ik nu gebruik droogt langzaam. En er is een groot verschil als je een kleur over (half)droge verf smeert of over natte verf. Om in voetbaltermen te blijven: ik speelde niet alleen met een hele lichte bal, maar ook op een kunstgrasveld waar de bal alle kanten op stuiterde.

 

Maar als je dat weet, pas je je aan. Mijn schilderuitgangspunt blijft precies hetzelfde en is niet perse afhankelijk van een vaste techniek. Mijn schilderijen moeten al werkend ontstaan. De vormen en kleuren roepen iets op, bijvoorbeeld “oh in dat gedeelte wordt de kleur erg lelijk, zal ik er iets overheen doen of poets ik ‘m weg of zet ik er een kleur naast, misschien werkt dat wel goed”. Het zijn die constante 1001 overwegingen die om schilderbeslissingen vragen. Soms pakt het goed uit. En soms wordt het bagger. Maar ook uit bagger kan weer iets spannends ontstaan, dus ga ik net zo lang door totdat ik denk ‘ja nu is het wat”.

 

Maar wanneer “is het wat”? Bij figuratieve schilderijen (portret, landschap, stilleven, noem maar op) heb je altijd de zichtbare werkelijkheid als een referentiekader. Omdat het op die werkelijkheid lijkt. Omdat het herkenbaar is. Omdat de elementen als het ware een verhaal vertellen. Bij abstract werk heb je die houvast niet. Maar mijn schilderijen hoeven geen verhaal te vertellen. Ze moeten een verhaal zijn: spannend, verrassend en uitmondend een eigen wereld. En alhoewel dat tijdens het schilderen voor mij geen rol speelt, is het uiteindelijk wel mooi dat een ander ziet en waardeert.

 

De struggle met het materiaal heeft vandaag best een aardig begin opgeleverd. Of “het wat is” kan ik later pas beoordelen. Ik ben begonnen. Ik veeg, ik poets, ik plak, ik tape, ik strijk en ik kijk. En ik kan dat in opperste concentratie een paar weken doen. Zoiets heet 'geluk',


DONDERDAG 6 JUNI

 

DAPPERE JIN   

 

Het cliché dat bij ons leeft is dat de Chinezen tijdens het eten ongegeneerd zitten te boeren. Zo’n cliché neem je mee. Mijn voorlopige conclusie: tijdens of kort na de dis valt dat wel mee. Maar op onverwachte ogenblikken word je zomaar verrast door een dikke boer, een stevige rochel of een harde scheet. Het kan de man naast je in de metro zijn, of die jongen in de rij voor de kassa, of de kerel die het trottoir veegt. Inderdaad: ik heb er alleen mannen op kunnen betrappen en ze doen het allemaal als de gewoonste zaak van de wereld. Maar een dagelijks concert van uitstotende lichaamssappen en -luchten? Nee, dat valt mee.

 

Wat me vanavond wel opviel, is dat om de haverklap wordt geproost. Ik was door mijn blokbuurman GeYan uitgenodigd voor een etentje. Bleek zijn atelierruimte vol te zitten met kunstenaars van hier. Allemaal jonge mensen die met hem op de academie hadden gezeten. Vooral mannen. Enige uitzondering was Jihua, schilderes van abstract werk die onlangs een expositie in London had. En oh ja, in de keuken stonden vrouw en schoonmoeder van mijn gastheer. Zij hadden enorm hun best gedaan want de groep werd overladen met alle mogelijke gerechten.

 

En hoe gaat dat in voornamelijk mannelijk gezelschap: de drank komt snel op tafel. Grote blikken bier, maar ook de lichtgroene fles met een soort wodka. Sterk. Scherp. Neigt naar spiritus. “White Wine” noemen ze het. Ik weet inmiddels dat het Mautai heet en een flinke duit kost. Geweldig gastheerschap dus. Maar ik ben geen groot drinker dus na twee glaasjes ging ik over op bier. Voor de dorst, want het was gisteren warm en vochtig. En ja, zodra iemand zijn glaasje Mautai had gevuld werd er weer geproost. Dat ging in een steeds hoger tempo.

 

Ook in hoog tempo maar dan met thee waren de kleine kommetjes die Jin Feng voor mij op de lage tafel zette. Agnes had voorgesteld met Jin kennis te maken “Very Good Contemporary Artist, All OverThe World!”. De entree van zijn huis c.q. studio was al imposant. Een kamer met drie wanden vol boeken. En in het midden een lage tafel, luie fauteuils en een elektrisch theezetapparaatje. Lin zelf (ik schat ‘m tegen de 60) was klein, Lennonbrilletje, sikje, zwart t-shirt en spijkerbroek. Zijn hele houding straalde autoriteit uit. En terecht. 

 

In zijn studio liet hij me grote werken zien. Een zeer diverse collectie. Grote hangende vellen bedrukt met stempelteksten, een groot aluminiumframe waarin Chinese kranten hingen, kastdeuren met voormalige Chinese leiders en wat mij het meest frappeerde: een ultragrote kop van een moeilijk kijkende Adolf Hitler (1889-2012). Ergens voelde ik wel waar het over ging, maar ik zat vol vragen toen we terugkeerden naar de thee. 

 

Agnes fungeerde als tolk, want Jin spreekt en verstaat alleen Chinees. Dat deed ze goed, denk ik, want deze bewonderaar van Marcel Duchamps had veel te melden. Omdat het gesprek meer vraag-antwoord was dan dialoog begon ik me journalist te voelen. Jin’s grote drive om werk te maken is om op een subtiele manier kritiek te leveren op het systeem hier. Dat levert een overtuigend verhaal op en indrukwekkend werk dat zijn kracht in een boeiende vorm vindt en nergens belerend of alleen maar anti is. 

 

Ik ben me er dan erg van bewust dat ik tegenover iemand zit die altijd in dit systeem heeft geleefd en als kunstenaar niet mee is willen gaan in de traditionele kunst. En je kunt op je vingers natellen dat je dan sterk moet zijn om dit je leven lang vol te houden. Op zo’n moment voel ik me een beetje kleiner worden. Ik heb in mijn hele leven nooit echt ergens tegen hoeven te vechten. Niet tegen een systeem, macht, boze wereld of windmolens. En dan sta je anders in leven en werk. 

 

Alhoewel ik nog veel vragen had, wou ik terug naar mijn studio. Ik kreeg maar liefst 4 boeken van Jin mee waaruit ik mocht concluderen dat hij het een aangenaam gesprek had gevonden. En van Agnes begreep ik dat dappere Jin wel met mij wou exposeren. Leuk natuurlijk, maar dan moeten we het eerst nog een keer over mijn werk hebben...



VRIJDAG 7 JUNI

 

BLIJF LACHEN!

 

“Hotel No Problem.” had Wu verzekerd. Vergissing. Vergeten dat het gisteren Dragon Boat Festival was. Nationale feestdag. Iedereen vrij. Hotels vol. We reden al een poosje samen door de metropool Shanghai en ik verlangde naar een bed. 

 

“I can take taxi to studio” opperde ik

“Long way studio, find hotel” antwoordde Wu

“No, I go back to studio, can you call taxi?”

Wu knikte, maar ik had geen idee of hij mij begreep. We stopten bij een volgend hotel. Samen naar binnen. Wu maakte zich boos, wees naar mij en zei “helemaal uit Nederland, die moet een kamer hebben!”. Denk ik. Achter de balie bleef het jonge hotelstel onvermurwbaar

 

“You call taxi, I go to studio” ik ging mee in het houtje-touwtje Engels. Weer knikte Wu en weer pakte hij zijn smartphone. Nu niet voor een hotel, maar om een taxi te bestellen via DiDi, het Chinese Ueber. Even later toonde hij mij op zijn toestel het nummerbord en een plaatje van de auto. Een rode. Merk mij onbekend. En drie minuten later kon ik mijn koffer overhevelen. Supermakkelijk. En Wu had de betaling alweer via WeChat geregeld. Drie kwartier later plofte ik op mijn bed in mijn ‘studio’. Thuis op een plek die ik kortgeleden nog helemaal niet kende. 

 

Het was ook een intensieve dag. ’s Ochtends schilderen. ’s Middags werd ik DiDi-opgehaald om middenin Shanghai te worden afgezet. Wu kwam iets later. “Contact Sophy” had hij nog gezegd. Eeh, ja leuk, maar daar sta je met koffertje, zonder WiFi, zonder telefoonnummer van Sophy en bijna zonder stroom in mijn iPhone. Ik had nog wel 25% Voordeellanden van de KPN, kon dus dataroaming openen en Wu sms’en in de hoop dat ik Sophy’s nummer kreeg voordat mijn iPhone op zwart zou gaan. Ging goed. Sophy bleek in het pand tegenover mij te werken en haalde me zenuwachtig op want ze was druk met voorbereidingen van de party.

 

Die ‘party” was de opening van Artsee, het bedrijfje dat kunstenaars koppelt aan commerciële producten. Gasten druppelden langzaam binnen. Mix van familie en creatieven. Sfeer deed me denken aan een reclamebureau. En qua kleding had menigeen zijn best gedaan. Ik voelde me hierdoor behoorlijk displaced. Qua postuur ben ik in alle richtingen al groter, maar in mijn nieuwe fleurige bloesje met de korte witte broek voelde ik me de Amerikaanse Toerist uit een beeld van Kienholz. En wel gewoon blijven lachen…

 

Hoogtepunt van de party was het beschilderen van een t-shirt. Iedereen werd gevraagd. Ik dus ook. No problem. En terwijl menigeen aan het penselen sloeg met vogeltjes, bloemetjes, beertjes en plantjes schreef ik met veel te dikke letters WHO IS WYTZE?. Tja, als je dan toch bij een bedrijf bent dat commerciële creativiteit als product heeft, is een beetje zelfpromotie op zijn plaats, nietwaar? 

 

Na Artsee werd het “Let’s see art”. Wu, die inmiddels op de party was gearriveerd, had het wel gezien en nam me mee naar HOW Art Museum in het district Pudong. Een giga gebouw. En na Artsee kon de tegenstelling bijna niet groter: een overzichtstentoonstelling van Josef Beuys. Ik blijf bewonderaar van Beuys, vooral omdat hij van zijn leven een indrukwekkend statement maakte waardoor je op een andere manier over kunst gaat nadenken. Performances, installaties, tekeningen, pamfletten… alles was keurig chronologisch uitgestald. 

 

Ik moest erg hard lachen om beelden van een performance die hij gaf met Nam June Paik. Paik achter de piano. Beuys rochelend en grommend met de microfoon in zijn mond. Overigens denk ik dan ook even aan mijn moeder. Ze leeft al een poos niet meer, maar is voor mij het symbool van de weldenkende en welwillende gewone Nederlander. En ik weet zeker dat ze ondanks al haar welwillendheid dit maar dikke onzin had gevonden: “Die ferskrikkelyke man kin hielendal net sjonge!”. 

 

Bij de uitgang las ik nog dat het ontketenen van de revolutie volgens Beuys niet zonder lach kan. Wat die lach betreft, ben ik het volledig met hem eens. Maar revolutie? Dat noemen wij vandaag transitie. Gaat niet zo snel. Ook al lacht onze premier er regelmatig bij.


ZONDAG 9 JUNI

 

LIEVERDS & LINKMIEGELTJES

 

Al eerder noemde ik het stel dat de supermarkt beneden mij runt. Het is alsof ze zo van het platteland zijn geplukt om een nieuw bestaan op te bouwen in een winkel waar bijna niks te krijgen is en waar bijna niemand komt. Lege schappen staren je aan. Net als het stel, ook al verschijnt er inmiddels een lach als ik binnenkom. Het is aandoenlijk en nee, dat is geen medelijden. 

 

Bij elk product dat je op de toonbank legt, lopen ze de winkel in om te kijken hoe duur het is. Het is te lezen op handgeschreven kaartjes die wat ongelukkig aan de planken hangen. Als ze de prijs weten, lopen ze terug naar de toonbank, tikken op een oude rekenmachine om vervolgens vragend het totaalbedrag aan mij te tonen. Snap ik wat ik moet betalen? Ik knik, want zelfs “Yes” verstaan ze niet. 

 

Zo legde ik gisteren twee rollen wc-papier en een flesje water op de toonbank. Zij was alleen en hielp mij volgens ritueel. Ik moest 81 Yuan betalen. “Duur wc-papier” dacht ik nog, want delen door 7,5 betekende eeeeeeh… laat maar. Ik legde een briefje van 100 op de toonbank en vulde deze met een munt van 1 Yuan aan.

 

“Hoeft niet” schudde ze met hoofd en handen. Ze frummelde een poos in de kassa, haalde er verschillende briefjes uit en betaalde mij 82 Yuan terug. Was dat wc-papier dus toch niet zo duur. En bij haar moet ik blijkbaar ook de getallen van rechts naar links lezen.

 

Via mijn goedlachse buurman GeYan had ik schildermaterialen besteld. Verf, terpentine, olie en een paar grote doeken. Ze zouden om 11 uur worden gebracht en ik moest contant betalen. “Then I have to go to the bank” zei ik tegen GeYan met wie het redelijk communiceren is in het Engels. “I take you in car. Wait!”. En even later zaten wij in zijn, voor deze gelegenheid geleende, oude Peugeot. “Not used to his car”.

 

Dat bleek al snel. Achteruitrijden vanaf de parkeerplaats betekende een trage start. Schakelen was niet echt wat je zegt ‘soepel’. Veertig km/u was topsnelheid. GeYan hield er van om aan de linkerkant van de weg te blijven rijden. En als er op honderd meter iets van links of rechts kwam drukte hij alvast keihard op zijn claxon. 


Ondertussen probeerde hij met mij te converseren door de vertaalapp van zijn smartphone in te spreken. En dan las ik teksten als: “Holland is a creative country” en “Money comes to Holland because England out Europe”. Kijk, dan heb je het ergens over. En toch zag ik liever dat hij zich op de weg concentreerde.

 

De rit duurde een kwartiertje. De automaat gaf me geld. En op de terugweg ook geen ongelukken. De schildermaterialen konden komen. 


Begeleid door GeYan tilden twee mannetjes twee grote doeken van twee bij twee meter vijf verdiepingen omhoog. Zweten! “Geven ze hier ook fooi?” schoot het nog door mijn hoofd. Mijn supermarktlieverd hoefde die niet toen ik aangaf dat ze niet alles van een briefje van 20 terug hoefde te geven. Maar deze sjouwers? 

 

Ik had het geld goed nageteld en in keurige stapeltjes klaargelegd. “Zet die joekels daar maar neer!” zei ik met handen en voeten toen ze mij aankeken met de vraag “Waar?”. GeYan gaf mij het zakje met verf en zei “You pay him”. Ik overhandigde de stapeltjes aan de kalende sjouwer. “Dark Brown not yet” zei GeYan terwijl hij in het zakje met de verftubes wees en ik in mijn ooghoeken de kale sjouwer zag tellen. 

 

“He says not enough” 

 

GeYan keek me een beetje ongelukkig aan, de lieverd. Ik keek de kale sjouwer in de ogen en meende iets te bespeuren van “Bewijs maar eens dat ik een honderdje achterover heb gedrukt”. Tja, dat doe ik vloeiend in het Chinees...

 

Ik wou GeYan geen ongemakkelijk gevoel bezorgen. Hij had al zo zijn best voor mij gedaan. Dus toen ik op verzoek van die kleine kale ook nog een keer ging natellen en inderdaad een honderdje tekortkwam, haalde ik deze gelijk maar uit mijn portemonnee. Alsjeblieft Linkmiegeltje, hier heb je je fooi! En ik een ervaring voor eeeh… delen door 7,5: dertienkommadrieëndertig Euro!        


DINSDAG 11 JUNI

 

DE STRAAT IN (1)

 

Vannacht geslapen in het hotel op de campus van Shanghai Jian Quiaio University. Ligt in Lin’gang, een gloednieuwe universiteitsstad in het uiterste puntje tegen de zee als je bijna 2 uren naar het zuidoosten rijdt (files inbegrepen). Hier ga ik vandaag een college geven aan de ‘art-students’. Vertel er binnenkort meer over, want vandaag wat minder ruimte om te schrijven. Daarom een fotoreportage.

 

Vorige week logeerde ik in Hotel Huanzhu in Xikang Street. En in die buurt speelt zich genoeg af om de camera op te richten. Zo was ik wel nieuwgierig wat zich achter de steegjes bevond die ik tussen de winkeltjes zag. 


Van de bewaking kreeg ik toestemming en plotseling sta je in een woonwijk waar wordt gewassen, gekookt, gestreken en geouwehoerd. Het voldoet natuurlijk al aan het beeld dat je van dit soort wijkjes hebt: klein, rommelig en verre van arbo-proof. Maar de sfeer was er gemoedelijk en blijft fotogeniek.

  


WOENSDAG 12 JUNI

 

DE STRAAT IN (2)

 

Vroeg wakker worden is geen straf. Ik ga dan graag met de camera op stap. Vastleggen hoe een stad zich weer opricht. En zeker als je een cadeautje krijgt in de vorm van een primitieve markt gaat mijn hart sneller kloppen. Ik ervaar dat als het ingedikte leven.

 

Je hebt een stukje land, een visnetje of een naaimachine. Je verbouwt, vangt of naait wat. En je fietst naar de stad om daar zittend op straat je waar te verkopen. Niks strakke marketingcampagne. Niks slim uitgedachte strategie. Niks vrolijke deuntjes en spetterende kleurtjes. Nee, de harde werkelijkheid van de straat. Van overleven.

 

De een fietst met een lekkere stapel flappen in de pocket terug naar huis. De ander heeft geen rooie cent verdiend en moet het morgen weer proberen. En op de foto’s denk ik te zien wie de winnaars en wie de verliezers zijn.  

 


DONDERDAG 13 JUNI

 

PROFESSOR POWERPOINT

 

Techniek en presentaties. Het blijft een ongelukkige combinatie. Ook op de Shanghai Jian Qiao University in Lin’gang. Dus gingen docent Xuwei, kunstenaar Ye Wu en ik afgelopen dinsdag ruim van tevoren naar de collegezaal om de aansluiting van mijn iBook op het systeem te testen. Hiervoor kregen we gezelschap van een wat norse vrouw die verstand zou moeten hebben van snoeren en aansluitingen. Mooi niet dus. 

 

Welke knop ze ook indrukte, welke kabel ze ook aansloot en welk tussenstukje ze ook probeerde, het grote scherm bleef strakblauw. En zij bleef nors. Ik probeerde nog een andere resolutie op mijn iBook… het bleef bij strakblauw. Ten langen leste een andere laptop. En alhoewel er een golvende waas over de afbeeldingen hing, kon ik presenteren. Nee mevrouw, die microfoon heb ik niet nodig.

 

De zaal druppelde langzaam vol. Vooral meisjes. Zo ook mijn tolk: “I’m from the language department, don’t know about art, so can you use simple words?” Ik antwoordde dat ik een eenvoudige jongen ben, dus geen probleem. Een kwartiertje later sprak ik in korte stukjes maar vol vuur over het gebruik van olieverf door de Dutch Masters. Inderdaad, het college dat ik ook in Beijing had gegeven. 

 

Ik vertelde over Jan Van Eijk en zijn schilderij van het echtpaar Arnolfini. “Look how they stand and remember when I show you The Jewish Bride of Rembrandt! There is a big difference!” Ik wees op de prachtige detaillering die Van Eijck machtig was dankzij olieverf. “Look at the mirror, because besides the couple from the backside you see very small the painter Jan van Eijck himself, look…” 

 

Ik drukte op de laptop naar het plaatje van de spiegel. Maar geen spiegel. Geen Arnolfini. Geen Jan van Eijck. Een groot wit scherm scheen de zaal in. Net als bij de volgende sheet. En de volgende. Mijn hele Powerpoint was plotseling blanco. En alhoewel onze technische dame snel naar voren kwam, had ik weinig hoop op herstel. Dus kwam het weer aan op het principe “Blijf Lachen”. 

 

Terwijl er in paniek aan de apparatuur werd gesleuteld begon ik de studenten maar over mezelf te vertellen. Wat ik thuis doe. Wat ik hier doe. Waarom het zo mooi is om een creatief vak te beoefenen. Wat het verschil is tussen kunst en design… De tolk vertaalde en ik had het idee dat er nu beter geluisterd werd dan bij het verhaal over Arnolfini. De jongen die zopas zijn ogen nog dicht had, had ze nu tenminste weer open.

 

Plots herinnerde ik me dat ik van de presentatie ook een pdf-bestand had gemaakt. Dat bracht oplossing. En even later passeerden alle Hollandse Meesters de revue. Van Rembrandt via Van Gogh naar Mondriaan. Toevallig had ik een designlampje met Mondriaanmotief in de zaal zien liggen. Ik hield het omhoog waarmee in een klap het belang van Mondriaan in de praktijk werd bewezen. Ook hier in China. 

 

Tijdens de vragenronde ging het dan ook vooral over Mondriaan. Een docent: “Professor, I heard there is a mathematic theory behind the work of Mondriaan, can you tell us about it?” Eeh, nee dat kan ik niet, want deze professor kent die theorie niet. Ik lulde mij eruit door te benadrukken dat Mondriaan in de eerste plaats een schilder was en geen mathematicus en dat theorieën vaak worden bedacht nadat het kunstwerk is gemaakt. Overigens kende ik wel een wiskundige die vaak als kunstenaar wordt gezien: “M.C. Escher. From my hometown Leeuwarden”. Maar zonder plaatjes zegt de naam Escher hier in Lin’gang niks. Laat staan "Leeuwarden".

 

Na afloop mocht de professor nog met een groot deel van de studenten op de foto en stonden een paar meisjes met hun smartphone klaar. “You want WeChat?” vroeg ik. Yes! Yes! Yes! “Van Professor Powerpoint naar Professor Popstar”. Binnenpretje. Maar de 3 meisjes die door het scannen van de QR-codes nu in mijn WeChat adressenbestand zitten, leken er blij mee. Net als de jongen die tijdens mijn college in slaap was gevallen.  


DONDERDAG 13 JUNI

 

KLIK! KLIK! KLIK!

 

Zoals bekend heeft het supermarktje beneden mij haar beperkingen. Dus vroeg ik mijn buurman GeYan of ik met hem naar een grotere supermarkt kon rijden. Voor het broodnodige fruit en groente. Dat kon. En de bank was ook dichtbij dus dat viel mooi te combineren. We reden een andere weg naar Songjiang dan de vorige keer. En bij alles wat ik voor het eerst zie, kijk ik altijd mijn ogen uit. 

 

De lange winkelstraten waren in feite een aaneenschakeling van garageboxen. Dat klinkt saai. Maar omdat het een kleurrijke mix was van alle mogelijke bedrijfjes oogde het echt als een winkelgebied. De klerenwinkel naast een sierraadverkoper. De visboer naast de ijzerhandel. De naaister naast de pantoffelboer. De bank naast een eettentje. Levendig. Afwisselend. Dit deel van de stad had een prettige energie. En waar je ook keek: overal mensen.

 

GeYan parkeerde zijn auto op een terrein midden in de stad. “There bank, I other shop. See in ten minutes.” “Fifteen?” probeerde ik. Het leek me hier goed fotograferen, maar ik wilde ook weer niet te veel van zijn tijd afsnoepen. “Not necessary. Ten.” was het antwoord en GeYan liep naar zijn bestemming. “Als ik snel geld uit de muur haal, kan ik hier nog even rondlopen”. Dus ik in een snellooppas naar de rij cellen met geldautomaten. 

 

Ja, dat ging vlot. En nu naar dat pleintje… Uit mijn ooghoeken had ik al gezien dat een grote groep mensen aan het gymnastieken was. Ja, daar stonden ze! Zo’n 50 oudere dames die op muziek hun oefeningen deden. Klik. Klik. Klik. Ik twijfelde over het standpunt. Dichtbij is mooier, maar wordt dat niet wat opdringerig? Vooruit, een fotogaaf mag niet te bescheiden zijn onderwerp benaderen dus dichterbij. Klik. Klik. Oh, en daar zitten 3 mooie mannetjes op een bankje! En de jongen die daar op zijn brommer ligt… kan ook een mooie foto worden! 

 

De handzame Sony-camera had ik speciaal voor deze reis aangeschaft. Maar ik heb een broertje dood aan gebruiksaanwijzingen. Altijd die kleine letters. Altijd dat instructieve, betweterige toontje. Nee dan nog maar niet het uiterste uit de camera halen en ‘m gewoon op ‘auto’ zetten. Als je goed richt, is de foto bijna altijd OK. 

 

Ik keek even bij de auto. Geen GeYan. Dat gaf tijd voor nog een klein rondje.

 

Mensen met plastic tasje waaruit groente hangt, komen meestal van de markt. En omdat die mensen uit een steeg kwamen, dook ik die steeg in. Na een lange gele muur kwam ik op een binnenplaatsje met voornamelijk eettentjes. Ik kon de verleiding tot proberen makkelijk weerstaan. Ervaring leert hoe snel je na het eten in den vreemde kunt worden overvallen door een plotselinge en onmiddellijke behoefte aan een toilet. Dus niet het eten proberen. Maar wel fotograferen. 

 

Het werd steeds mooier, want in een soort hal zaten aan weerskanten zeker 60 mensen hun waar te verkopen. Allemaal groente, fruit en vis. Ik liep erlangs in een soort repeteerstand. Mag ik? Ja, klik. Mag ik? Klik. Klik. En na elke foto de duim omhoog en lachen. Oprecht, want het waren lieve mensen. Het duurde niet lang of mijn aanwezigheid ging als een domino-effect door de hele hal. Een enkeling weigerde, maar de meesten gingen er even voor zitten als die grote blonde in de buurt kwam. Klik!

 

Het was dat ik met GeYan “Ten minutes” had afgesproken. Anders was ik hier graag nog wat langer gebleven. Een fiets, zou dat wat zijn? Ik vroeg het mijn buurman in de auto. Huren kan niet, want dat gaat met de smartphone en daar heb je dan weer een Chinees bankaccount voor nodig. Misschien wist hij nog wat. Maar eerst de grote supermarkt. 

 

Ik gooide mijn karretje lekker vol, want de koelkast in mijn atelier werkte, ook al was de meur die ontsnapte bij het openen van de deur moeilijk te harden. Een dame in een blauw supermarktbloesje wees mij voor het afrekenen op de scanautomaat. Principe bekend, maar ja, geen Chinees bankaccount. Dus dan maar naar een kleine balie die niet echt berekend was op de inhoud van mijn karretje. Maar, ach met een beetje passen en meten.

 

Terwijl ik mijn koelkast vulde, kreeg ik een WeChat bericht van GeYan: “Bicycle downstairs. Blijkbaar had hij een vriend gevraagd. En die had nog een fietsje staan waar in tien jaar niet op was gefietst. Onder een dikke laag stof en ernstiger: met 2 platte banden. GeYan gebaarde dat zijn vriend een fietspomp kwam brengen. Ondertussen haalde ik een natte doek van boven. Bij terugkomst leken de banden opgepompt. Dit was gebeurd met een klein bruin handpompje. 

 

“You can take bike to studio” zei GeYan en ging naar zijn eigen atelier. Daar stond ik met fiets onder het stof. Dit probeerde ik zo goed en kwaad mogelijk met de natte doek te verwijderen. Maar toen dat klaar leek, stonden beide banden alweer plat. Dus ik het kleine pompje proberen. Hey, die past op het ventiel! Pompen. Pompen. Maar voordat ik ook maar de kans kreeg het ventieldopje vast te draaien, liep de band weer leeg. Jammer. Fietsen gaat nog niet in Shanghai. Dan toch maar schilderen.   


ZATERDAG 15 JUNI

 

RAMMELEND RICHTING BUND

 

Exact 13 uur kwam de taxi voorrijden bij de slagboom van het Xinquiao Art Complex, mijn tijdelijke thuisbasis. Ik had drie vruchtbare schilderdagen achter de rug. Nu werd het weer cultuur snuiven. Na een uur filerijden werd ik gedropt bij Het Plein Van Het Volk. “Is het hier?” zei ik in Handen- & Voeten Chinees. “Dadada…”, antwoordde de chauffeur in H & V Engels. En inderdaad, op 5 minuten lopen lag het Shanghai Museum. Wel de achterkant, dus het grote ronde gebouw noodde tot een omweg. 

 

De rij voor de ingang leek erger dan ie was. Binnen een kwartier ging ik door de scan en had ik een papiertje in m’n handen waarmee ik naar het depot moest. Reiskoffertje afgeven. En ja mijnheer, u moet nog een keer door de scan. “And back before five!” Hier heerste de strenge aanpak. Ik zocht mijn beurs, ik zocht een kassa, maar niet nodig: entree gratis, En zo stond ik in een tempel van de Chinese cultuurgeschiedenis. 

 

Het ronde Shanghai Museum telt vier verdiepingen en heeft een rechtlijnige filosofie: van Ancient Chinese Bronze Gallery naar Ancient Chinese Ceramics Gallery naar Chinese Callligraphy Gallery naar bovenin Chinese Ming and Qing Furniture Gallery. Elke keer bij de gallery-entree een inleiding in Chinees en Engels en bij elke vitrine een korte toelichting in dezelfde talen. Mooi overzichtelijk. En om me heen kijkend vonden de duizenden bezoekers dat ook.    

 

Alhoewel ik meer van kalligrafie en painting hou, vond ik de keramiekafdeling het boeiendst. Misschien omdat ik deze als eerste nam en nog fris in de vitrines keek, maar het chronologische overzicht en de schoonheid van veel objecten (bekers, kommen, vazen, borden…) trok mijn aandacht. En ja, ook bij de paintings een paar prachtige verstilde werkjes die me meer deden dan de landschappen die op grote, verticaal hangende rollen waren bevestigd. Maar na Chinese Minority Nationalities Art Gallery was de geest vol en rammelde de maag.

 

“Op een lege maag is het lastig kunst kijken” zei mijn studievriend Paul Steenhuis altijd, dus ik zocht, maar kon niet meer vinden dan een aarbeiengebakje en grote kop cappuccino, die overigens voor echte museumprijzen werden aangeboden. Ik zat nog maar nauwelijks of 2 dames op leeftijd vroegen of ze bij mij mochten aanschuiven. In het Engels. Ik greep mijn kans en vroeg of ze mij ook digitaal de weg konden wijzen, want “I no Wi-Fi!”. 

 

“Long walk to river” en ze keek een beetje bezorgd. Op haar display zag ik dat het een vrij rechte lijn was, dus die 2,5 kilometer… peulenschil mevrouw! Maar eerst nog de museumwinkel, want het thuisfront verwacht dat je iets voor hen meeneemt. Maar wat? Veel te koop. Dus veel afvragen: vinden ze dit leuk, past het in de koffer en lijken die mooie glaasjes, kommetjes, boekjes en t-shirts niet teveel op de prullaria die je voor bijna niks bij iedere toko in Nederland kunt kopen? Eeeeh… ach, het gaat ook om het idee. En de verpakkingen, met name de doosjes, zijn echt prachtig.

 

Ik kocht een t-shirt voor Jelle, een theesetje voor Janke en denk dat ik voor de anderen nog wel tegen iets aanloop, want mijn koffertje heeft qua ruimte ook zo zijn beperkingen. Ik haalde 'm weer op bij de strenge mevrouw  en liep de schiere warmte in richting de Bund, waar iedere Shanghai-bezoeker geweest moet zijn. Zeggen de boekjes.

 

Tja, dat koffertje. Als een kind dat continu vraagt “Is het nog ver?” rammelde het ding de hele middag achter me aan. Een noodgedwongen overwinning op mezelf. Want ik oog al niet als een doorsnee Chinees, maar met zo’n object in mijn schaduw voel ik me helemaal het prototype van een toerist. Diep in mijn hart haat ik toeristen. Waarom? Lees ‘Hotel Europa’ van Ilja Leonard Pfeiffer! En waar ik met mijn ene hand het koffertje trok, had ik in mijn andre hand de Sony compact camera om mooie plaatjes te schieten!

 

Nu zijn die mooie plaatjes voor mij niet de overgeproduceerde toeristische clichébeelden. Ik probeer vast te leggen wat ik echt of opvallend anders vind. En blijf altijd geboeid door mensen. In dat opzicht kreeg ik weer een cadeautje. 

 

Om Xizang Road over te steken maakte ik gebruik van de tunnel onder de brede straat door. Weer boven hoorde ik mensen luid discussiëren. Ruzie? Opstootje? Opstand? Nee, het leek een openbare discussieplek. Overal groepjes van 5 tot 15 mensen waarvan 1 op hoge toon probeerde de anderen van het Grote Gelijk te overtuigen. Geen idee waar het over ging. En als ik ernaar vroeg, had men geen idee wat ik vroeg. Dus dan maar kijken, kofferlaveren en klikken. En zoals dat altijd gaat: de een vindt het prima, de ander begint op je te schelden en ikke is toerist, dus lachen.

 

Taartjes vullen niet, dus halverwege Hankou Road was het niet alleen mijn koffer die rammelde. Genoeg eettentjes, maar wat? Ah, afhaalsushi en even later zat ik met mijn bakje van 30 Yuan of RPM (delen door 7,5…) op een stenen trappetje te genieten. Er kwam op tien meter een jongen naast me zitten in zwarte, smerige kleren. Zwarte vuilniszak over zijn schouders. En in de prullenbak op zoek. Ook dat is de ‘grote stad’. En wat zit ik nou te zeuren over een koffertje…

 

Via een schilderzaakje waar ik nog mooi drie tubes verf (geel, geel en geel) en 6 kwasten kon scoren kwam ik bij de Bund. Mensenzee aan de rivier. Maar prachtig uitzicht. En een bezoek zeker waard. De skyline aan de overkant vertegenwoordigt het nieuwe zakelijke Shanghai: Pudong. Maar ik hield het vandaag bij het oude Shanghai aan de westkant van de rivier. En nadat ik het zoveelste fotoposerende trouwstel voorbij was gelopen, had ik het hier wel bekeken.

 

Contact met Wu mislukte, dus ik nam zelf de taxi en plofte vol indrukken op het bed in kamer 8511 van het Hanting Hotel. Hey, was dat zopas niet het baliestel dat ons vorige week de deur had gewezen omdat het hotel vol zat? Yep. De service van het meisje lag in de lijn van de kamerprijs. Om de haverklap riep ze de jongen die in een andere ruimte bezig was. En een klant aankijken… ho maar. Maar ook hier ‘kniesoor’. Het hotel is netjes. Het bed ligt prima. Tijd om foto’s te selecteren. 


ZONDAG 16 JUNI

 

SOMS MEE, SOMS TEGEN

 

Er zijn dagen waarop het tegen zit. Beetje. Gisteren was zo’n dag. Veel te vroeg wakker en niet meer kunnen slapen. Oorzaak: de harde bouwgeluiden door het open raam. Nu wordt er in Shanghai op elke mogelijke plek gebouwd, dus dat er een moment zou komen waarop je daarvan de hinder ondervindt, was al lang duidelijk. Nu ben ik niet een echte langslaper, maar kwart voor zes is ook voor mij aan de vroege kant. En betonboren en heien op dat vroege uur… Dan maar het nadeel met het voordeel verenigen: een blog schrijven.

 

Het plan was om rond 11 uur naar het Contemporary Art Museum te gaan. Zelfde gebied als eergisteren. Maar nu zonder koffer. Maakt het bezoek aan buurt en galeries wat makkelijker. Moest eerst nog wel geld uit de muur trekken, want de beurs was bijna leeg en de Eurocard niet overal inzetbaar. Geen probleem. Was tot nu toe steeds gelukt. Maar je voelt ‘m aankomen: van de 8 automaten die ik in de bankcellen probeerde, gaf er geen enkele cash. Het zal ook aan mij gelegen hebben: ik druk niet altijd op de goede knop. Zeker als ik vergeet die van “English” in te drukken. 

 

Bij een van de automaten duurde het meer dan 5 minuten voordat ik mijn zakelijke pas terugkreeg. Dat is tijd genoeg om, starend naar rode tekens op een gele achtergrond, de fantasie de vrije loop te laten: "Wytze In De Queeste Naar Zijn Zakelijke Bankpas". Ze kwamen allemaal voorbij: de dame van de stem die de hele tijd in mijn rechteroor toeterde, de baas van de APM die mijn pas had geconfisqueerd, Wu, Mr. Chen, Klaas Knot, Xi Jinping en De Hele Communistische Partij… er moest toch iets of iemand zijn die mij m'n pas kon teruggeven. 

 

“Due To Technical Problems” zei het scherm en met een scheterig geluid stroefde mijn pas terug door de gleuf. En eindelijk, bij de negende, de automaat van China Construction Bank, mocht ik geld opnemen. Maximaal 500 Yuan. Dik zesenzestig Euro. Beter dan niks. 

 

Waar ik zaterdag heel vlot een taxi van De Bunt naar het Hanting Hotel regelde, lukte dat minder vlot van de Construction Bank naar het Contemporary. Minder vlot? Helemaal niet! Of de wagens waren bezet. Of ze reden door. Eindelijk stopte er een rood-wit wrak. “Hello!”. Het moet als een bevrijdende groet hebben geklonken. “Contemporary Art Museum… “ en ik zag het al: dat begreep deze man niet.

 

Ik liet hem het adresberichtje van Wu op mijn display lezen, maar de Chinese versie hiervan kon ik zo snel niet vinden. Dit tot ergernis van de chauffeur die natuurlijk dacht dat hij een mooi klusje had, maar nu een lastige klant naast zich had zitten. Zijn tirade begreep ik echter niet, noch qua houding, laat staan qua inhoud. Hij zette zijn langzaam rijdende bolide stil en gebaarde dat ik moest uitstappen. En vlot een beetje. Taxirit van 200 meter. En een scheldkanonade. Gratis. Dat wel.

 

Ik was nog niet al te ver van mijn hotel dus dacht: laat mijn hotelstel mijn taxi regelen. Zou je van een hotel mogen verwachten. Maar ja, dit is het Marriott niet. In tegendeel. Bij binnenkomst keek de baliedame mij boos aan. Ik wist het toen nog niet, maar achteraf heeft ze waarschijnlijk gezegd: “Beste mijnheer, waarom hebt u uw spullen niet voor 12 uur van uw kamer gehaald? Zo hoort dat in een hotel als je weer vertrekt!”

 

Met behulp van de vertaalapp op haar smartphone probeerden wij elkaar te begrijpen. Ik in de veronderstelling dat Wu 2 nachten voor mij had gereserveerd. Zij in de wetenschap dat er voor komende nacht niets was geregeld. Ik liet haar met Wu bellen en uiteindelijk kon ik tegen betaling van een tweede nacht in Hanting blijven. 

 

Trouwens, de betaling werd nog even spannend, want zij had blijkbaar nog nooit eerder met een Eurocard gewerkt, dus vroeg een contante betaling. Had ik net half Shanghai afgelopen om 500 Yuan uit de muur te halen en zou ik daarvan het grootste deel aan haar moeten geven. Nee dus. Probeer Eurocard nog maar een keer, mevrouw. Ik heb geen code, maar zet graag een handtekening. Met hulp van een geduldige hotelgast die al een kwartier stond te wachten op uitchecken, lukte het de dame eindelijk. En inmiddels was het al 13 uur geweest…

 

In de veronderstelling dat ik naar het Contemporary was gebracht, liep ik door de overzichtstentoonstelling van Yves Klein. Boeiend kunstenaar. Jonggestorven (34) maar indrukwekkend oeuvre achtergelaten. Zo’n expo is een prettige opfrisser van dingen die je ergens weet, maar nu in het perspectief van zijn hele leven weer op hun plek vallen. 


Natuurlijk, het beroemde Yves Klein Blauw. De monochromes. De YKB-afdrukken van modellen die naakt tegen een wand liepen. En zijn passie voor judo. Allemaal te zien in het Shanghai Contemporary. Contemporary? Welnee. Langzaam drong het tot me door dat dit helemaal het Contemporary niet was. De bordjes bleven immers beweren: Power Station Of Art…

 

Voor het werk van Yves Klein maakte dat niks uit. Dat staat. En met zijn blauw zijn ook de immense ruimtes van het PSOA te vullen. Door een blauwe grindvloer in de gang. Of door een onmetelijke, rechthoekige blauwe zandbak in de giga hal. 


Rondlopend vraag ik me dan af waarom ik het werk van Yves Klein wel boeiend vind, maar niet dat van een Chinese kunstenaar op gigantische doeken repeterende kruisjes schildert. Monnikenwerk, dat uitmondt in aangenaam ogende patronen. Tja, bewonderenswaardig die toewijding. Maar geen eyeopener. Geen klap in het gezicht. Geen frons of schaterlach. En dat moet kunst toch op zijn minst doen. Maar misschien is het bij Yves Klein ook gewoon het feest der herkenning...

 

Net als gisteren kocht ik in het Power Station cadeautjes voor thuis. En de man bij wie ik afrekende vroeg ik met mijn plattegrondje hoe ik het beste bij De Bund kon komen. Bund? Bund? Het zei hem niks. Miljoenen mensen uit de hele wereld willen hier De Bund zien, maar de Shanghainees die ik de weg vraag, kent het niet. En ook hem kon ik maar niet aan zijn verstand krijgen de locatie van dit Power Station op de kaart aan te wijzen. Toch nam deze aardige man me mee naar de uitgang en regelde uiteindelijk een taxi die stopte voor het mij inmiddels bekende Shanghai Museum. 

 

Niets menselijks is mij vreemd, dus ik vervolgde lekker veilig mijn weg met een herhaling van gisteren. Foto’s nemen van die discussiërende mensen. Sushi eten op een trappetje. En van plan richting De Bund te lopen. Maar plotseling had ik het gehad. Die Bund kon me gestolen worden. Met de taxi naar het hotel. Dat wou ik. Dat deed ik. Het zat mee. Binnen een minuut een taxi. En eenmaal terug op de kamer lag ik snel met kleren aan te ronken op mijn bed.


MAANDAG 17 JUNI

 

DE PARAPLUREPARATEUR

 

In de serie “Wat Gebeurt Er Nou Weer?” voelde ik gisteren op Taxiterugweg Hotel plotseling de hand van de chauffeur op mijn linkerbovenbeen. Terwijl ik al naarstig nadacht over de Chinese vertaling van #metoo keek ik even later in het onschuldig lachende, magere gezicht van de man. Hij wees zonder bijbedoelingen op zijn wijdvallende broekspijpen. 

 

De stokjes die daarin lagen verscholen staken nogal af tegen mijn stevige dijen. Die waren hem dus opgevallen. Hij stak zijn duim omhoog en maakte met zijn arm een gebaar van ‘sterk’. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat de omvang van mijn lijf lang niet parallel loopt met de kracht die mijn chauffeur veronderstelde. Maar het eerste compliment in mijn leven voor mijn gespierde poten nam ik in dank aan. 

 

Bij nalezen zie ik dat het in mijn Chinablogs veel gaat over misverstanden. Over elkaar niet begrijpen. Omdat ik geen Chinees beheers. En de meeste Chinezen geen Engels. Soms biedt de vertaalapp uitkomst. Intikken of nog beter inspreken lost de situatie op. Dit maakt het begrip tussen mij en gastheer Wu al steeds beter. Bovendien kennen wij elkaar inmiddels aardig waardoor er ook begrip zonder woorden ontstaat. Maar dat is een uitzondering. Met de meeste mensen lukt het niet: elkaar begrijpen. 

 

Zo zat ik in de lobby van het hotel te wachten op Michael Sun, een via-via kennis die al bijna 20 jaar in Shanghai woont en werkt. Hij kwam iets later. Ik moest naar het toilet en de kamersleutel had ik al ingeleverd. Zelfs met de vertaalapp kon ik die lieve baliejongen mijn nood niet duidelijk maken. Hij gaf me berichtjes als: “Breakfast has already finished” en “Elevator broken, take the stairs”. Geen aanwijzingen waarmee ik van mijn sterk toenemende behoefte verlost kon worden. 

 

Welke beweging moest ik maken? In het bijzijn van raampoetsende schoonmaaksters in de pishouding? Naast dozentillend keukenpersoneel met afveeggebaar op mijn kont wijzen? TOILET!!! Ik probeerde de wanhoopskreet in de verwachting dat deze over de hele wereld binnenkomt. Eeeeeeeh… Of ik die in zijn smartphone wilde herhalen. Oeffff… Eindelijk begrip. Het toilet was achter de balie. Op 3 meter. Pfffff… 

 

Voordat Michael kwam had ik tijd. En je kent me inmiddels: met de camera in de aanslag rondwandelen op zoek naar fotogenieke mensen en/of situaties. Op 100 meter van het hotel had ik mijn eerste plaat alweer geschoten. En 50 meter verder de tweede.

 

Als je erop let, zie je zoveel moois. De kapper op straat. Een ouder echtpaar in een steegje. Een man nietsdoend op een plastic stoeltje. En ergens op een hoek was een soort reparatiedienst. Allemaal spulletjes op straat. De ene sleep een slagersmes. De ander knutselde aan een wiel. En een derde repareerde een paarse paraplu. De paraplureparateur. Een mooiere titel voor een nieuw sprookje kan ik niet bedenken. Gelukkig keek hij op van zijn intensieve arbeid toen ik met camera voor hem stond. Klik!

 

Prachtig toch. Paraplureparateur. Het begrip word je gewoon in de schoot geworpen. En in mijn fantasie was prinses Amalia op zoek naar haar Prins. Nergens te vinden. Haar ouders Max en Lex begonnen zich zorgen te maken en stuurden de minister-president op pad. Een kolfje naar de hand van Mark. 

 

Die had gehoord van een paraplureparateur. En geen gewone paraplureparateur, nee deze kon alleen maar paraplu’s van echte prinsen repareren. Dus Mark vroeg aan Donald, Ping en Vladimir of zij per decreet alle prinsenparaplu’s over de hele wereld konden confisqueren…   

 

U begrijpt die sprookje gaat nog wel even door. Uiteindelijk leefde Amalia nog lang en gelukkig. Dankzij onze paraplureparateur. Die nu nog onwetend in de straten van Shanghai zijn beroep uitoefent. Maar alvast mooi op de foto staat.       


WOENSDAG 19 JUNI

 

DE CHINESE MARADONA

 

Wanneer ik bij gastheer Wu in de auto stap, weet ik meestal niet waar ik weer uitstap. Maakt ook niet zoveel uit. Ik vertrouw erop dat het OK is. Gisteravond zat Agnes bij ons in de auto. Zij spreekt redelijk Engels en met “place for dinner” werd mij het doel duidelijk.

 

Xinqiaozhen (ik moet 3x nakijken hoe je het schrijft). De stad waar ik ook met buurman GeYan bank en supermarkt had bezocht. Xinqiaozhen is het Goutum van Songjiang. En Songjiang is weer het Goutum van Shanghai. Beetje andere verhoudingen. In heel Shanghai leven 25 à 26 miljoen mensen.

 

“Place for dinner” was een grote zaal met aan de zijkanten door schermen gecreëerde kamertjes. Wij namen plaats in zo’n kamertje. Naast Wu en Agnes nog 3 kunstenaars, Dappere Feng die ik vorige week had bezocht, Ji JIxin die zijn schilderatelier in mijn blok heeft en een onbekende kunstenaar die zijn zoontje had meegenomen. En toch kende ik 'm ergens van... 

 

Het is gewoonte om veel gerechten tegelijk te bestellen. Hiermee wordt de tafel vol gezet. En als een schaal leeg is, wordt deze vervangen door een nieuw gerecht. Zo knabbel, slurp kauw en knars je door alle gangen tegelijk. En als je bordje vol ligt met botjes, vellen, servetjes en uitgetrokken plastic handschoentjes (voor de kreeft) dan komt een serveerster langs om het afval in een emmer te kieperen. Bordje komt terug.

 

“Chinese know how to cook” fluisterde Agnes mij in. Ik geloof het graag en probeer gewoon alles. Soms had ik geen idee wat ik aan mij stokjes probeerde te prikken. Stokjes. Tot gisteravond toe ging het eten met stokjes redelijk. Ik redde me steeds met het principe “Hoe Je Ze Vasthoudt Doet Er Niet Toe Als De Mond Maar Snel Bij De Hap Komt”. Dat principe moest ik gisteren laten varen. Want hoe snel ik mijn lippen ook uitstak naar de stokjes, de hap flikkerde hopeloos snel terug in de bakjes. Frans Bauer kwam in Wytze.

 

Na twee glazen Mautai geloofde ik het wel en ging ik over op het edele handwerk. Vaak onwetend van hetgeen ik naar binnen werkte. Ja, die complete kippenpoten inclusief nagels herkende ik wel. Maar de paddenstoelensoep die ik veronderstelde, bleek een bouillon met orgaanvlees. Het enige gerecht dat ik halverwege toch maar liet staan. Want de tofu met kruiden, de kreeft in knoflook, de kool in kerry (of was het bamboe?) en de schaaltjes die ik niet kon thuisbrengen, gingen er wel in. Met de handen.

 

Overigens niemand die daar op lette. Want het gesprek werd voor 99% in het Chinees gevoerd en was intens. Navragend bleek het over de regering te gaan en de toenemende controle waarin niemand op zit te wachtent. Iets wat ik ook al van expats Arnold Vlas en Michael Sun had begrepen. Die onderlinge discussie was dus niet voor niets intens.

 

En wat doe je als je niet aan het groepsgesprek kunt meedoen? Dan kruip je in de fantasie van de buitenstaander. Ik althans. Ik vroeg me nog steeds af waarvan ik die kunstenaar met dat kindje toch kende. Yes! Ik zat tegenover de Chinese Maradona! Een van de beste voetballers aller tijden. En daarna diep gezonken omdat Genie & Gekte in het leven na groot succes een gevaarlijke combinatie is. 

 

Stel ik zou aan tafel ‘Life Is Life” neuriën, zou hij dan een balletje hoog willen houden? Of als ik “WK 86 England” zou roepen, zou hij spontaan zijn “Hand Of God” omhoogsteken? of... ach, onzin allemaal. Deze man was Maradona niet, kende hem waarschijnlijk niet en balletje hooghouden… never. Want hoezeer China voor de gouden plakken gaat op de Olympische Spelen, breedtesport is nog lang niet ingeburgerd. Dus balletje hooghouden leer je bijna nergens.

 

Vandaag de laatste hand gelegd aan mijn schilderijen. Moet ook. Want morgen ga ik exposeren in het museum van Xinquiao Art Complex. En hoe mooi om-me-heen kijken ook is, ik ben hier natuurlijk in de eerste plaats om te kijken wat ik als schilder kan bereiken. En dat begint toch met het tonen van werk. Gelukkig heb ik in de afgelopen twee weken goed geconcentreerd kunnen schilderen. En dan ontstaat er wel iets. In ieder geval de kwaliteit waarmee ik wel naar buiten durf te treden. En dat begint morgen.

 

De mooie betonruwe 3everdieping van het museum krijg ik tot mijn beschikking. En de 15 werken die nu goed genoeg zijn ga ik morgenvroeg ophangen om ’s middags de gasten te ontvangen. Agnes en Wu hebben hun vrienden- en kennissenkring uitgenodigd. Net als de kunstenaars in deze kolonie. Ik ben benieuwd. 

 

Vanmiddag heb ik er al mijn eerste werken naar toe gesjouwd. Drie schilderijen van 200x200 centimeter. Stevige jongens. Goed geslaagd. Maar mijn atelier zit op etage 5 en de lift was te klein. Dus met mijn kostbaarheden alle trappen af. Bij de laatste bocht bleek het hoogte akelig laag. Met het idee “ze zijn bovengekomen, dus…” raakte ik niet in paniek toen het werk klem raakte tussen trap en plafond. Wrikken. Nog schever houden. Nog een keer wrikken… en ja! Geen beschadigingen. Geloof ik.

 

Vervolgens liep ik drie keer de ruime kilometer van atelier naar museum met een doek van 2x2 meter. Gelukkig geen wind. Gelukkig geen regen. Wel bekijks. En lamme armen waardoor ik me een klein beetje Jezus begon te voelen. Mijn Kunst Mijn Kruis.

 

Ach, het schilderen heeft me toch maar mooi hier in China gebracht. En ik weet zeker dat er iets mee gaat gebeuren. Ook al zal dat misschien geduld vragen… Oef, ook de lift van het museum was te klein en daarom moest ik de werken daar weer drie verdiepingen omhoog sjouwen. Niet teveel dromen, Visser. Kunst Is Hard Werken!

 

Na de expo in het Xinquiao At Complex gaat een deel van het werk waarschijnlijk met Wu mee naar M50. Voor een groepsexpositie. En wie weet nog veel meer. Maar daarover een andere keer. 


WOENSDAG 19 JUNI

 

PERSBERICHT

 

WYTZE VISSER EXPOSEERT IN SHANGHAI

 

Wat zijn mijn mogelijkheden als beeldend kunstenaar in China? Voor antwoord verblijft Leeuwarder Wytze Visser 4 weken in het land. Handelsmissie in zijn eentje. Netwerk opbouwen. Schilderen. In Beijing. In Shanghai. 

 

Resultaat: veel kunde opgedaan en een eigen expositie in Xinquiao Art Complex. Opening: donderdag 20 juni. Hierna verhuist het werk naar M50, de internationaal  bekende kunstenaarwijk van Shanghai waar het onderdeel zal uitmaken van een groepstentoonstelling.

Wytze’s schilderwerk kenmerkt zich door een abstracte stijl gekoppeld aan intrigerende titels als “The Smile That Hides Misunderstanding” waarin ook zijn China-ervaringen zijn verwerkt. “It is ‘n boeiend lan en hjir yn Shanghai kist alles sjen op keunstgebied: fan traditioneel oan’t hjoedendeis!” aldus Wytze voor wie dit avontuur zeer inspirerend werkt: “Boppe ferwachting”

Op uitnodiging gaf hij ook colleges aan universiteiten in beide steden, “Mar de fokus is fansels op it skilderjen. En no trochsette, want de waardearing is pas echt serieus as d’r ferkocht wurdt!” klinkt het nuchter. En die kans op verkoop is reeel, want er liggen al plannen voor deelname aan een grote kunstbeurs in het najaar in Beijing.

Over zijn belevenissen hield Wytze een zeer lezenswaardige blog bij: 
www.wytzevisser.com pagina IN CHINA. “Ik kom hjir wis werom!” zegt Wytze “takom moanne al: fakansje!”

 


VRIJDAG 21 JUNI

 

METER KUNST & KILO GOD

 

Gisteravond tijdens de opening van mijn expo raakte ik in gesprek met een aantal kunstenaars die op dit Art Complex werken. Met 1 sprak ik in het Frans: hij had 5 jaar in Marseille gewoond. Bij de anderen fungeerde Agnes als tolk. Het ging opvallend vaak over ‘abstract”. Gezien mijn werk niet geheel toevallig.

 

Hier in China is de hele Westerse kunstgeschiedenis bekend. Als je Josef Beuys, Yves Klein en vele andere contemporaries in musea kunt bewonderen, en als kunstenaars uit dit complex meedoen aan de Dokumenta in Kassel, dan is het in artistiek China natuurlijk bekend dat abstracte Westerse kunst al meer dan 100 jaar wordt gemaakt. Niks nieuws.

 

Natuurlijk ben ik graag bereid om alle vragen van mijn Chinese vrienden te beantwoorden. Maar mede omdat ‘abstract’ niks nieuws is, vind ik het geen boeiend discussiepunt als het sec over de vorm gaat. Ditzelfde geldt voor “Wat Is Kunst?”

 

Ook die vraag hoeft voor mij helemaal niet gesteld te worden. Het impliceert dat er een sluitende definitie mogelijk is. Een vaste formule of afspraak zoals de ‘meter’ ooit is bedacht om met elkaar lengten vast te stellen. Net als de ‘kilo’ voor gewichten. En ‘getallen’ voor de ordening van alles om ons heen.  

 

Maar zeg “Een Meter Kunst” en je voelt dat er iets wringt (kan mooi zijn, maar daarover later). Net als bij Een Kilo God. Of Honderd Leven. De exactheid van feitelijke afspraken combineert lastig met de ongrijpbaarheid van abstracte grootheden. En voor wie de feitelijke afspraak het belangrijkste houvast in het leven is (en dus ook de manier van kijken naar de omgeving), is het meestal lastig om abstracties te hanteren als de mogelijkheid tot vrijdenken.

 

Voorbeeld. Beeld je in. We staan voor een betonnen muur. Niks moeilijks aan. Een muur. Deze kunnen we op verschillende manieren bekijken. En op verschillende manieren waarderen. Want zoals aan alles wat we kunnen zien, horen, voelen en ruiken kunnen we ook aan deze muur meerdere waarden toedichten.

 

Om te beginnen de functionele waarde. De muur heeft een aantal functionele kwaliteiten. Hij helpt het gebouw om een gebouw te zijn. Hij ondersteunt. Hij scheidt. Hij beschermt. Hij biedt de mogelijkheid tot het ophangen van objecten. En nog veel meer. Concreet. Door iedereen te benoemen en te snappen. En afhankelijk van gebruik in de praktijk kunnen die kwaliteiten worden gewaardeerd: van positief tot negatief: “He, wat is het hier gehorig!” Blijkbaar scheidt de muur het geluid niet optimaal.

 

Dan de esthetische waarde. De muur heeft kwaliteiten die we mooi of lelijk vinden. Kleur bijvoorbeeld. Of de afwerking. Gebruik van het materiaal. Verhouding tot de ruimte. Is allemaal ook nog redelijk concreet, ook al gaan persoonlijk interpretaties een rol spelen. Wat de een mooie kleur vindt, vindt de ander lelijk. Ik hecht hierbij vooral waarde aan een oordeel dat is gebaseerd op Liefde & Aandacht. 

 

Vervolgens de economische waarde. Wat is het waard als we de muur in geld vertalen? Is lastig bij een muur als onderdeel van een totaal. Maar goed, het gebouw heeft geld gekost. En het gebouw heeft een (verkoop)waarde. En afhankelijk van tijd en omstandigheden daalt of stijgt deze waarde. Heel concreet. Uit te drukken in cijfers. Snapt iedereen.

 

Overigens is de economische waarde van kunst vaak ook een nieuwswaarde: “Schilderij Van Gogh brengt € 100 miljoen op!!!” Over Tijd & Omstandigheden gesproken: Van Gogh heeft nooit een cent voor zijn schilderijen gekregen.

 

Natuurlijk zou ik meer waarden kunnen toelichten. Sociale. Educatieve. Maar dat voert te ver. En maakt mijn verhaal niet duidelijker. Dus terug naar de betonnen muur. Naar de abstracte waarde.

 

Verzoek: kijk naar de muur zonder genoemde waarden. Die waarden zijn immers grotendeels door een ander bepaald. Dus niks geld. Niks constructie. Niks afwerking. Niks materiaal. Ik snap dat het lastig is, maar kijk waardenvrij naar de muur. Kijk naar het object zoals het is en niet zoals het zich door gegeven waarden of door verworven kennis aan je laat zien.

 

Als dat lukt, en waarom niet, ben je vrij om die muur persoonlijke waarden te geven. Wellicht roept het associaties op. Misschien zie je patronen die een herinnering raken. Schakeringen die je op een idee brengen. Geur waardoor je een liedje gaar neuriën. Noem het "fantasie".

 

Omdat je nu zelf kijkt, en niet met de ogen van een ander, krijgt de muur een persoonlijke waarde. Je bent vrij om zelf iets te bedenken. Vrijheid die niemand je kan afpakken. En misschien kan je met die vrijheid iets creëren. 

 

Voor wie in ‘concreet’ blijft denken is zo’n “persoonlijke waarde van de muur” meestal abstract gelul. Kunnen we niks mee. En helemaal als je hierover zegt dat je “in dialoog gaat met de muur” (wat ik in principe over mijn schilderijen zeg). Onzin! En inderdaad: het is onzin.

 

Maar juist door die ‘onzin’ toe te laten, door niet alleen in meetbare en controleerbare gegevens te denken kun je een nieuwe betekenis aan iets geven. In dit geval aan een betonnen muur. Een betekenis die nog in geen enkele van de genoemde waarden was vertegenwoordigd. Een unieke, eigen waarde. En als je die manier van denken vervolgens een eigen vorm kunt geven, bijvoorbeeld door taal vrij te gebruiken gebruiken met Een Meter Kunst, Een Kilo God of Honderd Leven... het kan, het mag, wie houdt je tegen? 

 

Die vorm hoeft helemaal geen taal of schilderij te zijn. Toevallig gebruik ik deze als een middel om te proberen iets met mijn abstracte waarden te doen. Maar het kan alles zijn waaraan je Liefde & Aandacht geeft. Van lesgeven aan kinderen tot het onderzoeken van kankercellen. En van het makelen van bedrijfspanden tot besturen van een voetbalvereniging.

 

Het ontdekken van abstracte waarden kan je het besef geven dat achter alles wat je waarneemt ook een andere waarde kan zitten. Dat achter alles wat je ziet, ook iets anders te zien is. Dat de zichtbare werkelijkheid maar EEN werkelijkheid is. Zo kan de abstracte waarde zowel relativeren als inspireren. Dat doet het in ieder geval bij mij.       

 

Terug naar mijn gesprek met mijn Chinese vrienden. Mijn idee over abstractie van hierboven vinden ze interessant (voor zover het in Handen & Voeten Engels te volgen is) maar is toch anders dan zij het zien. Abstract is voor hen veel meer een vorm die je hanteert. En niet de uitkomst van een manier van kijken en denken. En wanneer ‘abstract’ beperkt blijft tot vorm is het inhoudsloos. Hoef je het niet te gebruiken.

 

De kunstenaars die ik sprak werken daarom allemaal figuratief. De een in schilderijen vol figuren en dieren die een groot verhaal vertellen. De ander in verstilde portretten op klassieke leest. Prima. Als het maar klopt met wie je bent. En ik vind het veel te vroeg om daarover nu al een mening te hebben.

 

Wij Nederlanders hebben er een handje van om met onze mening klaar te staan. Ik zeker. Als ik iets mooi vind zeg ik dat. Als ik iets slecht vind ook. De Chinezen die ik ken, staan niet snel met hun mening klaar. Ze kijken en stellen vragen. En dan kijken ze nog een keer. Maar wat ze echt denken en echt vinden… geen idee.

 

Hindert niks. Mijn opening leverde voor het eerst tijdens dit avontuur een paar mooie, artistiek inhoudelijke gesprekken op. En dat is mij heel veel waard.

 


MAANDAG 24 JUNI

 

JE WEET MAAR NOOIT

 

Toen ik gistermiddag mijn atelier binnenstapte, overviel me een stevig gevoel van weemoed. Het idee dat er nog een nacht te gaan was op deze plek waar ik me in de afgelopen 3 weken zo heb thuis gevoeld benam me even de adem: een onverwacht sterk Go-Between-Gevoel tussen afscheid van een prachtige plek (gekoppeld aan een bijzondere tijd) en weer terugkeren naar de plek van je Echte Thuis.

 

De afgelopen twee dagen kregen nog een mooie invulling van mijn verblijf. Na de opening van mijn expositie had ik een behoorlijke inkak-dag. Atelier was leeg. Tank was leeg. Dan maar niks doen en opladen. Maar eergisteren was het weer opletten, want Bestemming Onbekend. Net als gisteren. 

 

“Watertower” had ik verstaan toen Wu me vertelde waar zijn Mondeo ons zou brengen. Dus bij alles wat op zo’n toren leek ik alvast in de uitstapmodus. Hoefde niet. Pas na anderhalf uur kwamen wij op plek van bestemming. En geen watertoren te bekennen. Wel water, want we zaten in een gebied met veel en grote meren. “This Watertown” sprak Wu. “Als je het weet, herken je het” zou filosoof Johan Cruijff gezegd hebben.

 

JInxizhen was de naam en voor de Chinese dagjesmens aantrekkelijk. Uit de grond gestampt, dat wel, maar goed gedaan. Wu wist dat een vriend hier een opening zou houden. “Also Gallery London”. Voor veel Chinezen is London blijkbaar aantrekkelijk om een studie te volgen of een plek te hebben. 

 

Kong, zo mocht ik hem op WeChat noemen, had een aantal video’s en objecten uitgestald. Twee video’s vond ik OK, maar het grappigst was zijn geschreven toelichting, waarin hij vertelde over het doodslaan van een prikkende mug, zich realiserend dat in de nu zichtbare drup zowel zijn bloed als dat van de mug zat. Een verbondenheid door de dood. Ik keek er naar met een gezicht vol muggenbulten.

 

Veel champagne. Veel sushi. Niet al te veel mensen. Wel overwegend arty. Maar allemaal Chinees en nauwelijks een woord Engels. Dus mijn idee om eens flink in de art scene te penetreren liep spaak. Ja, ik werd in het Engels met zwaar Duits accent aangesproken: “You lookz not tipzical Chinese”. De grijze man had hier een bootje liggen, woonde al 30 jaar in dit land, Chinese getrouwd, wist ook niet wat hij op deze bijeenkomst deed en liet zich nog een champagne inschenken: “I beliew itzabout art, but i zee no art” terwijl op de achtergrond de video’s hun best deden.

 

“Early” had Wu gezegd. Geen misverstand. En gisterochtend stonden hij en partner Rhea voor mijn hotel “Go to my project”. Ook nu weer anderhalf uur rijden. En via de hoge torens van de City belandden wij uiteindelijk in een landelijk gebied van rijstvelden. Inclusief kraanvogels die pikkend over de watervelden liepen. We stopten bij een aantal in geel, groen, blauw en oranje geverfde containers. En daar begon het toneelstuk. Ik stel u de spelers voor:

 

De Projectontwikkelaar. Ruim in de 60. Klein mannetje. Witte bloes, zwarte broek. Autoriteit eisen en autoriteit krijgen. Voor 90% aan het woord met een wat rauwe stem en veel gebaren. Geen lachebek.

De Assistent Manager. Veel bovenlijf en korte beentjes. Had gestudeerd in London. Sprak als enige Engels. Stelde mensen gerust. Schonk drankjes in. Ik mocht hem Frank noemen.

Het Neefje Van De Projectontwikkelaar. Mocht bij alles meedoen. Keek belangrijk. Zei niet zoveel. Maar als het glas van zijn oom leeg was vroeg hij op fluistertoon de Assistent Manager het te vullen.

De Accountant. Een vrouw van ca. 55 jaar. Mager. Zwart-wit gekleed. Grote bril. Zwijgzaam. Maakte zich even druk om een deuk in een van de containers.

De Hoofdaannemer. Veertiger. Kaal. Ronde kop. Blauw T-shirt over stevige buik. Goedlachs. Kwam te laat.

De Voorman Indiër. Keek een beetje angstig uit zijn ogen. Droeg een rugtas met hierop klein de Chinese vlag.

De Secretaresse Van De Hoofdaannemer. Opvallend lange vrouw. Dertiger. Bloesje. Jasje. Rok. Grijs-wit. Droeg de laptop voor het vertonen van filmpjes. Lachte soms haar kleine tandjes bloot.

De Assistent Hoofdaannemer. Stille jongen. Eind twintig. Droeg de brochures.

Projectleider Design. Rhea, partner van Wu. Droeg donkerpaars broekpak. Luisterde vooral. Sprak ‘My Boss’ aan na de bijeenkomst.

Hoofd Design. Wu Ye, mijn voortreffelijke gastheer. Veertiger. Schone khaki kleding. Pet op. Liep mee met een geinteresseerde blik: “Moet hierbij zijn, want het verdient goed, maar…”.

 

Doel van de bijeenkomst: een design-inspectie. Een paar van de containers waren al ingericht en de groep liep steeds in zijn geheel zo’n kamer binnen. Allemaal foto’s met smartphones en pads. En vervolgens nam The Boss weer het woord om te vertellen hoe het beter moest. Zonder discussie of tegenspraak. Knikkende mensen. Knikkende knieën.

 

Binnenkort wordt in dit gebied een grote snelweg aangelegd. Het werk wordt uitgevoerd door mensen die van ver komen. Om hen doordeweeks onderdak te bieden wordt dit containerpark neergezet. Goedkope ruimtes dus. Maar, volgens Frank, straks met alle comfort die men nodig heeft, inclusief massage.

 

Ik keek om me heen. Op 100 meter achter de containers werd de enige zichtbare activiteit verricht door arbeiders met zo’n kenmerkende, kegelvormige hoed op. Ze legden stukje bij beetje een bamboepad aan. Zat weinig vaart in. Er was dus wel enig voorstellingsvermogen voor nodig om hier een bloeiend containerpark te zien verrijzen. Maar aan de andere kant: als men hier in China iets in zijn hoofd heeft, komt het er ook. En het liefst zo groot mogelijk.

 

Mooi voorbeeld was Andrew Town bij Songjiang dat we op de terugweg aandeden. Een dorp dat helemaal in Europese stijl was neergezet. Het ene moment liep je in een Engelse straat waar je op een beeld van Churchill botste. Het andere moment was je in Duistland met de bekende bruine balken façades. Er was een Franse wijk met balkonnetjes en sierlijk hekwerk. En er stond een kerk die wellicht Europees bedoeld was, maar waar ik geen chocola van kon maken.

 

Maar wel hartstikke druk hier in dit decor van Europa. “You feel familiar? vertaalappte Wu. Binnenpretje. Want hoe kon ik uitleggen dat mijn persoon het enige was dat je hier Echt Europa mocht noemen? Gelukkig hadden al die klikkende camera’s dat niet in de gaten.  

 

Terug naar de containers in het rijstveld. De Projectontwikkelaar dacht altijd in 3 categorieën: luxe, gewoon, goedkoop, aldus Frank. In Laos had hij een vergelijkbaar project gerealiseerd waarbij ook mijn Wu betrokken was. Groot succes. Geld stroomde met miljoenen binnen. De projectontwikkelaar is dan ook een man in bonus. Daar knikt men voor.

 

Na gedane business is er altijd eten. We reden naar het dichtstbijzijnde dorp. In een diep restaurant (“We always come here”) was een kamer met grote ronde tafel voor ons gereserveerd. Meestal mag iedereen van tevoren uitkiezen wat hij het liefst op tafel geserveerd ziet, maar ook nu was er maar 1 die bepaalde: The Boss liep langs de mooi uitgestalde etenswaar en wees zowat alles aan.

 

Toevallig belandde ik aan de tafel met links The Boss en rechts Frank. Zo kon steeds voor vertaling worden gezorgd. En hoorde ik dat The Boss in Parijs zich had verbaasd over de grote hoeveelheid rauw vlees die hij op zijn bord kreeg. Hij hield niet van bloed. Waarop ik tegen Frank grapte dat echte mannen in Europa hun vlees lekker rauw eten. The Boss kon wel om de vertaling lachen. En alhoewel ik niet zo autoriteitsgevoelig ben, is het wel even zoeken wat je in zo’n gezelschap wel of niet kunt zeggen.

 

Vervolgens dwong The Boss mij uit een bepaald schaaltje te eten. “Smell awful, but great taste” probeerde Frank mij gerust te stellen. Inderdaad, de strontgeur kwam me tegemoet. Maar een echte man laat zich niet kennen, dus een extra grote hap. Nou, die strontgeur werd gewoon strontsmaak. Dus ik stak al mijn concentratie in een ontspannen lach met de mededeling: “It’s a good aftertaste!”. 

 

Wat ik natuurlijk ook aan The Boss kwijt wou, is dat ik schilder ben en prachtig werk maak. Ik liet hem een foto van mijn laatste schilderijen zien. Bij die 'prints' stond zijn blik op een groot vraagteken. Er viel dus wat uit te leggen. Maar dan moest mijn insteek Waarde & Winst zijn en niet Kleuren & Content. Andere keer. Als ik Chinees spreek.

 

Inmiddels heb ik Frank wel mijn werk en webadres via WeChat toegestuurd met het verzoek om dit aan The Boss voor te leggen. Dat zal hij doen. Want je weet maar nooit.      


DINSDAG 25 JUNI

 

DE STRAAT IN (3)  

 

Wat doe je op de voorlaatste dag van jouw avontuur? In ieder geval de trein halen die je in 4,5 uren van Shanghai naar Beijing brengt. Met gemiddeld 300 km/u. Wu zou me twintig voor acht ophalen. Maar had het laat gemaakt dus kwam 7.43 uur.

 

Na mijn farewellparty was ik in het hotel gelijk in slaap gevallen en werd vervolgens tegen zessen wakker. Dus eruit en kijken of er nog iets te fotograferen viel. En dat is er altijd! 

 

Het ochtendlicht was mooi en er was alweer voldoende bedrijvigheid voor mooie platen. Overigens gaat het bij fotograferen net als bij schilderen: soms heb je Het en is het alsof alles lukt. En vaak is het zoeken, zoeken, zoeken. Vanochtend was het zoeken. Je ziet genoeg, maar de actieradius loopt hiermee niet gelijk.

 

Dat gold ’s middags ook voor mijn fotowandeltocht in Beijing. De reis was voorspoedig verlopen. Wu had me door alle files in Shanghai geloodst en mij geholpen bij het kopen van het ticket. Is wel handig, iemand die je helpt, want zodra de ticketverkoopster van jouw verwachtingspatroon afwijkt, weet je bij god niet hoe je haar er weer op krijgt. Wu gelukkig wel en om 10 uur bewoog de sneltrein richting Beijing. 

 

Daar stond Mr. Chen al klaar. Hij bracht me met een taxi naar het mij inmiddels bekende hotel, maar moest door drukke werkzaamheden snel weer weg. Ook geen gezamenlijk dinner. Tja, en dan lig je beetje uitgeteld op een hotelkamer,  is er tijd over en denk je: “Potdorie ik ben nu wel in Beijing. Da’s iets anders dan Ljouwert, dus nu kan je er nog van profiteren. Fotograferen dus!” Maar zoals gezegd: net als in Shanghai was het zoeken. Mooi licht, maar de geest was er voor 90%.

 

Desalniettemin wil ik je het resultaat niet onthouden. Al was het alleen maar omdat ik vind dat deze mensen gezien mogen worden.


MAANDAG 1 JULI

 

EN… HOE WAS HET?

 

Het lichaam was terug, maar de geest hing nog een paar dagen ergens halverwege. Het voorspelbare gevoel als je een poos elders bent geweest. En terug bent. Opgehaald van Schiphol en opgewacht op de Emmakade: Gees, Janke, Jelle, Wierd en Sybrand.

 

Thuis. Vertrouwd. Maar door een reis van 23 uur zonder slaap en vol indrukken van 4-weken-in-je-eentje in een onbekend land sta je nog een beetje buiten de werkelijkheid die straks weer gewoon is. Alhoewel, straks… 

 

Over twee weken ga ik weer naar China. Nu in gezelschap van Gees en dochter Janke en het gezin Adema: Sybrand, Linda, Gemma, Bente en Kim. Drie weken vakantie, reizend van Beijing naar Hongkong.

 

Met als belangrijkste tussenstop een bezoek aan het kindertehuis Gao’an (bij Nanchang) waar Kim ruim elf jaar geleden aan haar nieuwe ouders werd overgedragen. Something completely different. Ongetwijfeld indrukwekkend. En van die reis zal ik ook zeker verslag doen.

 

Maar zover is het nog niet. Nu is het weer gewoon Leeuwarden. Klanten bellen voor afspraken. Lopend werk weer oppakken. Administratie bijwerken. Schilderen... En iedereen die je tegenkomt enthousiast antwoord geven op de vraag “En… hoe was het?” 

 

Donderdagmiddag was ik op de afscheidsreceptie van burgemeester Ferd Crone in De Beurs. Fraai verbouwd tot universiteitsgebouw van Campus Fryslân / Rijksuniversiteit Groningen. Veel bekenden. Dus vaak bovenstaande vraag.

 

En het antwoord laat zich raden: “Toptijd!” onderbouwd met vele ingrediënten. Van “Het Gewone Chinese Leven” tot “Geweldig Atelier”. En van “Veel Bijzondere Ontmoetingen” tot “China Gaat Snel”. En alles in het besef dat ik China even heb aangeraakt, maar absoluut geen kenner van het land ben.

 

Naast de vragen die een ander je stelt, zijn het vooral de vragen die je jezelf stelt waarmee je verder moet. Wat was mijn doel en in hoeverre heeft het avontuur hieraan voldaan? Heeft het mijn denken veranderd? Wat is de invloed van “China” op mijn werk? Welke ervaringen blijven hangen? En wat zijn de volgende stappen? 

 

Eerlijk gezegd dwalen er nog veel meer vragen door mijn hoofd. Vragen waarop ik nu geen concreet antwoord kan geven. Want inderdaad: mijn werk werd anders dan thuis. Maar lag dat nou aan de materialen die anders aanvoelden? Of aan de invloed van de omgeving? Een ander gevoel van tijd, zowel omdat ik alleen was, maar ook omdat ik wist dat er de beperking van een paar weken was? Andere formaten? En hoe ga ik nu verder?

 

Het enige wat ik er over kan zeggen is dat ik heb geprobeerd om het maximale uit dit avontuur te halen. Schilderen. Schrijven. Contacten leggen. Fotograferen. Dichten. Om me heen kijken. Onbekende gerechten eten. Werk exposeren. Colleges geven. Ateliers bezoeken. Galeries bezoeken. Door winkelcentra lopen. Smalle steegjes in durven. Bouwvergadering bijwonen. Besprekingen met tv, culturele instellingen, universiteiten. 

 

En vooral genieten, genieten, en genieten, omdat ik het deed. En het zeker weer ga doen.